De voorgeschiedenis van De Schakel: D.O.V. (Door Oefening Volmaakt)
Een katholieke toneelvereniging
D.O.V. was al in 1901 opgericht. Het was de toneelclub van de RK Werkliedenvereeniging St Joseph, die zelf pas het jaar daarvoor, in 1900, het levenslicht had gezien. D.O.V. komt ook ter sprake in enkele andere artikelen in dit nummer. Gedurende de eerste drie decennia van de vorige eeuw trad D.O.V. met de regelmaat van een klok op, meestal met een programma van blijspelen en kluchten, want bij toneel moest vooral gelachen kunnen worden. Goede gelegenheden waren de verjaardagen van de ‘moedervereniging’ St Joseph, in februari. Of anders wel het 50-jarig priesterfeest van Pastoor Weijtjens in 1906 of het gouden priesterfeest van Paus Pius X in 1908. Het is duidelijk dat D.O.V. stevig ingebed was in de rooms-katholieke leefwereld. Bussum was van oudsher een overwegend katholiek dorp. En hoewel de ‘import’ die Bussum na de aanleg van de spoorweg kwam bevolken veel minder katholiek was, bleef de katholieke kerk een factor van belang in het dorpsleven. Dat betekende dat de RK geestelijkheid een stevige vinger in de pap had bij alles wat er in de katholieke gemeenschap gebeurde, van de sportvereniging tot de zangvereniging en van de vakbeweging tot de toneelclub.
Werkliedenvereniging St Joseph
St Joseph (zelf immers timmerman van beroep) was de schutspatroon van de katholieke werklieden. De priester Alphons Ariëns had in 1889 in Twente de eerste RK Werkliedenvereniging St Joseph opgericht en al snel volgde men overal in Nederland zijn voorbeeld, steeds onder de naam St Joseph. St Joseph was geen vakbond maar een standsorganisaties: gericht op de verheffing van de arbeidende stand en op de behartiging van de godsdienstig-zedelijke belangen van de arbeider. Protestanten en socialisten hadden vergelijkbare organisaties, die soms diep ingrepen in het leven van de aangesloten leden. Zo betekende de verbondenheid met St Joseph voor D.O.V. dat er geen vrouwen konden meedoen aan het toneel: de kerk verbood expliciet gemengde toneelgezelschappen. Daarom werden er stukken gespeeld met alleen mannenrollen, of zo nodig werden de vrouwenrollen door mannen gespeeld. Piet Bierman, uit het begin van dit artikel, speelde vaak vrouwenrollen, omdat hij klein van stuk was.
Gemengd toneelspelen
Maar in de jaren 30 begon dit katholieke keurslijf toch te knellen. In 1927 was al Het Goois Toneel opgericht, niet katholiek en dus ‘gewoon’ gemengd. Maar ook binnen de katholieke gemeenschap ontstond rumoer. In 1933 was namelijk de gemengde RK Tooneelvereeniging Onderling Genoegen opgericht, buiten de lange arm van St Joseph en de Bussumse geestelijkheid om. Dat was die geestelijkheid dan ook een doorn in het oog.
In april 1934 vond een bijeenkomst plaats waaruit blijkt dat D.O.V. geduchte concurrentie ondervond van Onderling Genoegen: in tegenstelling tot wat D.O.V. gewend was, was haar laatste voorstelling maar matig bezocht, terwijl Onderling Genoegen juist voor een afgeladen zaal speelde. Tijdens de bijeenkomst fulmineerde Kapelaan van Gendt nog tegen die vereniging “die zich roomsch-katholiek noemt, maar dit niet mag doen, omdat de aartsbisschop gemengde tooneelvereenigingen verbiedt.” Hij las vervolgens nog eens de betreffende passage uit het aartsbisschoppelijk decreet voor en vervolgde: “Die gemengde tooneelvereeniging heeft herhaaldelijk geschermd met de mededeeling als zou de geestelijkheid haar steunen en als bewijs daarvoor wordt dan aangehaald, dat bij een vorige uitvoering de geestelijkheid een toog zou hebben geleend. Dit berust echter op een misverstand en zal voortaan ook niet meet gebeuren.” De kapelaan waarschuwde de ouders dan ook dringend “hun kinderen niet te laten meespelen in bedoelde gemengde tooneelvereeniging, maar zich te houden aan de voorschriften der kerkelijke overheid.” De avond was volgens de krant (De Gooische Post) een groot succes “zeker niet in het minst door den onvoorwaardelijken steun van de geestelijkheid, welke hier zoo openlijk en spontaan is toegezegd.”
Het Schouwspel
Het duurde echter niet lang, om precies te zijn één maand, voordat de kerk overstag ging. In mei 1934 was er alweer een bijeenkomst, nu naar aanleiding van het besluit van de aartsbisschop om dispensatie te verlenen voor gemengd toneel, mits de desbetreffende toneelclub uitging van een katholieke standsorganisatie. Let op de nuance: het verbod op gemengd toneel werd niet ingetrokken, maar onder omstandigheden werd dispensatie verleend. In Bussum kon die alleen betrekking hebben op D.O.V., dat immers uitging van St Joseph. Op de zeer druk bezochte bijeenkomst voerde dezelfde kapelaan Van Gendt weer het woord, maar nu om “te komen tot één groote katholieke tooneelclub voor Bussum.” Om vrouwen toe te laten tot D.O.V. moesten wel de statuten worden aangepast. De kapelaan deelde mee dat D.O.V. wilde meewerken aan een grondige reorganisatie, “zoodat er kan komen één katholieke tooneelclub, waarvan iedereen lid kan worden, ook zij die geen lid zijn der standsorganisatie en wij dus kunnen krijgen een groote financieel krachtige tooneelclub, welke ook tot goede artistieke prestaties in staat zal zijn.” Het katholieke belang was immers niet gediend met “vele kleine clubs die ieder voor zich stukken opvoeren zonder beteekenis voor de spelers en het publiek en die allen een noodlijdend bestaan lijden.” De discussie ging vervolgens vooral over het lidmaatschap van niet-leden der standsorganisatie en over de verhouding tussen de standsorganisatie en de toneelvereniging. Er werd een commissie ingesteld die de statuten ging herzien.
Weer een maand later, in juni 1934, kon worden gemeld dat de oprichtingspoging was geslaagd. Ontwerpstatuten werden besproken voor een katholiek toneelgezelschap dat gebruik zou maken van de aartsbisschoppelijke dispensatie voor gemengd toneel. Kapelaan Van Gendt vond “dat men een streep moest zetten onder al het oude.” De voorlopige statuten werden goedgekeurd en het bestuur kon aan de slag met definitieve statuten en reglementen. Er zou een nieuwe vereniging worden opgericht waarin D.O.V. en Onderling Genoegen zouden opgaan. “Staande de vergadering gaven zich reeds een 40-tal werkende en belangstellende leden op,” meldde de krant. Enkele maanden later was die vereniging een feit: Het Schouwspel. Op 19 november gaf het gezelschap zijn eerste uitvoering: De politieke Tinnengieter, van Ludvig Holberg. De krant was tevreden, alleen “de vrouwelijke krachten waren aanzienlijk minder.” Maar ja, die mochten ook nog maar net meedoen.
Verbooden te rooken
Eind goed, al goed? Niet echt. Blijkbaar voelden de voormalige leden van Onderling Genoegen zich niet helemaal thuis in het nieuwe nest. Toch teveel toezicht van de geestelijkheid? Of domweg teveel leden, zodat er teveel kandidaten voor te weinig rollen waren? Hoe dan ook, in februari 1935 verzamelden zich enkele leden van de vroegere vereniging Onderling Genoegen om “aan de teleurstellingen die deze fusie voor vele leden en donateurs heeft meegebracht, tegemoet te komen.” De vereniging werd heropgericht en had al snel een twintigtal (werkende) leden, “waaronder slechts enkele nieuwe gezichten”, met andere woorden: de vroegere leden van Onderling Genoegen hadden Het Schouwspel kennelijk de rug toegekeerd. Op 2 mei 1935 stond het nieuwe gezelschap alweer in Concordia op de planken met De Zwerver. En op 25 november 1936 meldde de krant dat Onderling Genoegen voor een uitverkochte zaal De Privésecretaresse speelde: “Jammer was dat voor vele aanwezigen, vooral dames, het genot bedorven werd door het rookgordijn dat in de zaal hing, zoodat zelfs de bordjes “Verbooden te Rooken” niet te onderscheiden waren.” Het nieuwe gezelschap was duidelijk geen eendagsvlieg, want in 1947 vierde men het 12 ½ jarig bestaan. Toch is er begin jaren 50 opnieuw sprake van een fusie met Het Schouwspel. Het is er niet van gekomen, en uiteindelijk werd Onderling Genoegen in 1953 opgeheven. Het Schouwspel was inmiddels herdoopt in De Schakel.
De huidige toneelvereniging: De Schakel
Het verhaal van De Schakel is eigenlijk het vervolgverhaal van D.O.V. en Het Schouwspel. Hoewel de naam De Schakel pas in 1953 opduikt, berekent de vereniging zelf haar leeftijd vanaf de oprichting van Het Schouwspel in 1934. Aangezien Het Schouwspel rechtstreeks voortkwam uit Door Oefening Volmaakt, zou zij zichzelf een nog langer verleden kunnen toedichten, dat zelfs teruggaat tot 1901.
Dansen op de agenda
Wat was er gebeurd nadat in 1934 Het Schouwspel was gevormd? Het Schouwspel was nog nauw verbonden met de standsvereniging St Joseph, zoals we elders in dit nummer van BHT kunnen zien. Maar de macht van St Joseph was tanende. Intussen was immers de Katholieke Arbeiders Beweging K.A.B. opgericht, die zich meer op de verbetering van de financiëel-economische positie van de katholieke arbeiders richtte dan op hun sociaal-culturele verheffing. Je ziet dan ook dat de verschillende culturele organisaties van de katholieken zich na de Tweede Wereldoorlog geleidelijk losmaken van hun moederorganisatie, en ook van elkaar. Het Schouwspel begon op de treden tijdens feestavonden van de K.A.B. en werd zelfs een onderafdeling van de K.A.B. En na gemengd toneelspelen kwam ook het dansen op de agenda. Tot ergernis van de geestelijkheid deden daar ook niet-katholieken aan mee. De geestelijk adviseur, die als vaste bezoeker de bestuurs- en ledenvergaderingen bijwoonde vond dat daar “drastische maatregelen” tegen moesten worden genomen. Het dansen was trouwens ook niet bedoeld voor gehuwden!
Verder als De Schakel
De verbintenis met de K.A.B. was uiteindelijk geen lang leven beschoren – de vereniging kreeg te weinig ruimte om haar eigen gang te gaan en kon slechts één keer per jaar optreden. Het gevolg was dat de toneelclub zich in 1953 eindelijk van al die banden ontdeed en als De Schakel zelfstandig verder ging. Men ging in Concordia spelen, vaak voor uitverkochte zalen. Grote mannen (en topacteurs) uit de begintijd waren Tijmen Calis, die jarenlang voorzitter was, Jo van Loendersloot en André Out. Van Loendersloot stond al in 1903 bij D.O.V. op de planken en stond dan ook in de jaren 50 bekend als ‘opa van Loendersloot’. Ook Out was ten tijde van de oprichting van De Schakel al een oudgediende met meer dan 30 dienstjaren op het toneel.
R.K. uit de naam
Halverwege de jaren 50 werd er ook een jeugdgroep gevormd. Beide poten van de vereniging floreerden tot eind jaren 60. Net als de andere amateurgezelschappen kampte De Schakel met huisvestingsproblemen, zowel voor de repetities als voor de uitvoeringen. Mede daardoor kwam de klad in de seniorengroep, die daardoor ook voldoende draagvlak kon bieden voor de jeugdgroep. Die laatste scheidde zich af van de vereniging en ging verder onder de naam Jeugdpodium. Maar de opening van ’t Spant bood uitkomst. Vanaf 1969 begon De Schakel daar op te treden, inmiddels onder leiding van een vaste regisseur, L. Smitshuyzen, die later werd opgevolgd door zijn zoon A. Smitshuyzen. Ook het bal na kon weer in ere worden hersteld en men liet het R.K. uit de naam van de vereniging vervallen.
Verscheidenheid van expressievormen
Een nieuw dipje halverwege de jaren kon worden gepareerd, mede doordat de vereniging eindelijk kon beschikken over een eigen gebouw(tje) aan de Huizerweg, waar de club nog steeds resideert. Vandaag de dag is De Schakel een vitale club die een verscheidenheid van dramatische expressievormen beoefent, soms in Spant!, maar ook wel in het eigen clubhuis of ‘op locatie’.
[bron: Bussums Historisch Tijdschrift – editite april 2017 / Nol Verhagen, Historische Kring Bussum]
Voor slechts €15,- per jaar kunt u lid worden van Historische Kring Bussum. U ontvangt dan 3x per jaar het Bussums Historisch Tijdschrift. Meer informatie en inschrijven via https://www.historischekringbussum.nl/